|
|
|
Tot
ontzetting van de Rijndochters steelt Alberich, het Rijngoud. |
|
|
:: Rijndochters :: Nibelungen :: Goden :: Reuzen :: Erda ::
Eén-akter
in vier Tonelen
Eerste
Toneel
De bodem van de Rijn.
Verblijfplaats van de Rijndochters.
In de Rijn zwemmen de Rijndochters spelend rond. De Nibelung Alberich ziet de Rijndochters zwemmen. Alberich is als betoverd door de
Rijndochters en probeert ze één voor één te vangen. Elke Rijndochter
houdt hem op haar beurt voor de gek. Plotseling ziet Alberich het goud
flonkeren. Als hij van een van de Rijndochters hoort dat hij wereldmacht
kan verwerven indien hij de liefde vervloekt en van het goud een Ring smeedt steelt hij het goud van de Rijndochters. Liefde en macht als
antagonisten.
Een berglandschap.
Verblijfplaats van de Goden.
Fricka toont Wotan de burcht, Walhall, die de Reuzen voor hem hebben gebouwd in ruil voor de godin Freia. De reuzen komen
Freia opeisen. Wotan wil Freia niet uitleveren aan de reuzen en hoopt
dat Loge snel komt om hem uit de brand te helpen. Uiteindelijk komt Loge
ten tonele. Hij palmt de reuzen in met zijn mooie praatjes. Loge vertelt
dat hij een Nibelung, Alberich, heeft gevonden die zijn goud
belangrijker vindt dan vrouwen. De reuzen raken geïnteresseerd en zijn
bereid om Freia te ruilen voor het goud. De reuzen nemen Freia mee als
onderpand. Zonder de godin Freia blijven de goden niet meer jong omdat
ze haar appels missen. Samen met Loge gaat Wotan naar Nibelheim.
De woonplaats van de Nibelungen:
Nibelheim. Mime smeedt de Tarnhelm voor zijn broer Alberich. Alberich kan niet wachten en sart zijn broer
terwijl hij de Tarnhelm draagt. Wotan en Loge arriveren. Alberich schept
op over de macht die hij zal verwerven door middel van de gouden Ring
die hij heeft gesmeed. Loge maakt gebruik van de trots van de Nibelung
en daagt hem uit om zichzelf door middel van de Tarnhelm te veranderen
in iets waardoor Loge met stomheid geslagen zal zijn. Dit is een kolfje
naar de hand van Alberich en al snel is hij getransformeerd in een
draak. Wanneer Alberich weer zijn gewone gedaante aanneemt zegt Loge dat
hij nu wel zo groot kan worden, maar kan hij ook zo klein als een pad
worden. Alberich verandert weer van gedaante en zodra hij een pad is
wordt hij gevangen door Wotan.
Een berglandschap.
Verblijfplaats van de Goden. Alberich is gevangen. Voor zijn vrijheid
moet Alberich betalen met zijn schat, die de Nibelungen voor hem
opgegraven hebben. Alberich stemt toe en zijn onderdanen dragen de schat
vanuit Nibelheim naar boven. Loge eist ook de Tarnhelm op. Wotan pakt
als klap op de vuurpijl de gouden Ring af van Alberich. Zodra Alberich vrij is, vervloekt hij de gouden Ring en
iedereen die hem bezit (en daarmee dus Wotan!).
De reuzen arriveren met
Freia en eisen het goud van Alberich op. De reus Fasolt ruilt Freia
liever niet in voor het goud en eist dat het goud zo hoog wordt
opgestapeld dat hij Freia niet meer kan zien. Liefde en geld als
antagonisten. Als de hele schat is opgestapeld kan Fasolt door een
kleine opening nog een glimp opvangen van de mooie godin Freia en eist
dat het gat wordt gedicht met de zojuist door Wotan 'verworven' gouden
Ring (de vloek gaat over op Fasolt). De oer-moeder Erda rijst op uit de grond en spoort Wotan aan om de vervloekte gouden Ring
af te staan aan de reuzen. In zijn hebzucht slaat de reus Fafner zijn
broer Fasolt dood (de vloek slaat voor het eerst toe). De goden Donner
en Froh spannen een regenboog naar de burcht Walhall die Wotan op zo'n
kostbare wijze heeft verkregen. De Rijndochters brengen een klaaglijk
gezang ten gehore terwijl de Goden via de regenboog de burcht Walhall
betreden.
Naar boven |